Zomeressay #3: Zal ik morgen afkeuren wat ik nu schrijf?

‘Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan’

Het begin van Hendrik Marsmans gedicht ‘Herinnering aan Holland’ kent vrijwel iedereen. Al is het maar omdat het is afgedrukt op T-shirts, toegeëigend door een televisieprogramma van omroep Max en zelfs in steen uitgehouwen op een dijk langs de Lek.
Marsman dacht bij deze woorden in 1936 vooral aan de fragiele relatie van de Nederlanders met het water. Maar welke gedachten en beelden komen bij nieuwe Nederlanders naar boven als ze denken aan ons land anno nu? Die vraag stelden we aan drie schrijvende nieuwkomers Ishmail Kamara (Sierra Leone), Saadat Mousavi (Afghanistan) en Huda Al-Attas (Jemen).  Deze publicatie kwam tot stand in samenwerking met literair platform Notulen van het onzichtbare.

De schitterende beelden gunden me niet meer dan twee maanden respijt voordat ze uitdoofden. Ik kan me niet meer herinneren of het beelden waren van een hersenspinsel uit een ver verleden, of dat ik ze gezien en meegemaakt had tijdens mijn eerste dag in Nederland, op die druilerige, verregende decemberochtend. Regen die verwarmd werd door de vreugde van de kerstdagen en de straatversiering op gevels van winkels en gebouwen en op lantarenpalen.

Ik werd ondergedompeld in het feestgedruis en rumoer van feestgangers midden in die nacht. Vuren waren ontstoken op de trottoirs en voor de huizen in Den Haag. Dat was mijn eerste aanbik van mijn nieuwe stad. Ik vermoedde dat het mijn nieuwe leven een kader zou geven en zich zou nestelen in het dagelijkse leven, in mijn relatie met de plaatsen, de mensen, de tijd en met mezelf.

Mysterieuze gevoelens

Plotseling was daar de COVID-19 epidemie. In het begin overviel het me in het land van de bloemen. Of liever: het overviel de mensheid met zijn mythische geheimzinnigheid die opdoemde uit het duistere verleden van de mensheid en uit de nog onzekere toekomst.
De epidemie was vastbesloten om de wereld zijn ritme, tijd en karakter te doen verliezen. Maar wat is het karakter van mijn tijd, mijn leven en de toekomst in wat mijn huidige woonplaats zou moeten worden? Zeker, COVID-19 vormt slechts een klein scheurtje in mijn antwoord op die vraag, die nog steeds het grootste deel van mijn tijd in beslag neemt.
Wat betekent Nederland voor mij en wat zijn mijn gevoelens voor Nederland? Een existentiële vraag, die me blijft achtervolgen in het uitgestrekte heden. De meeste tijd besteed ik zoekende naar een antwoord op die vraag.

Maar hoe en waar kan ik het weefstel van die mysterieuze gevoelens die mijn wezen vullen,  ontrafelen? Zou het kunnen dat ik voldoende ervaring heb opgedaan om die vraag te beantwoorden – een obsessie? Het antwoord heeft te maken met mijn verborgen en expliciete gevoelens ten opzichte van het land waarvan ik op het punt sta om er deel van uit te maken.

Zei ik op het punt? Mijn antwoorden lijken mogelijk allemaal prematuur zo lang als ik blijf hangen bij dat ‘op het punt’!

Stilte

Stilte opende mijn dagen in dit land, diepe, allesomvattende en eeuwigdurende stilte. Op plaatsen. In de mens. Wanneer ik over de stoep loop, langs de gevels van huizen. Er heerst stilte in de huizen, en in het ritme van het hele leven.

Schoonheid is de stilte in de kunst. In poëzie. In beeldende kunst. In film. In filosofie. Misschien is het een romantische schoonheid, zoals een filosofisch idee. Vaak stel ik me voor dat symfonische muziek opstijgt uit een overweldigende stilte. Zoals de stilte die ik opmerkte die zich oneindig uitstrekte over de voortvluchtende vlakte, terwijl ik in stilte achter het treinraampje zat.

Maar de stilte in het leven, in mijn nieuwe leven, heeft me weleens vijandig behandeld en doet dat nog steeds! Ze noemen het rust, discipline, individualiteit en organisatie. Wat mij betreft, voelt het als een keten en de dood. Ik ben iemand die vaak verlangt naar een leven vol reuring en dat ook opzocht. Toen mij ooit als kind gevraagd werd wat ik zou willen worden in de toekomst, antwoordde ik: “Ik wil op een plek werken die op een bijenkorf lijkt, bruisend, vol leven en mensen”.

Hier in Nederland zit ik nog steeds vast in het ritme van de contradictie die mijn leven tussen stilte en het leren van een nieuwe taal omkadert. Tussen de winter met zijn bijna permanente stormachtige weer en het ontluiken van bloemblaadjes waar ik ook mijn blik op richt.

In de straten heerst stilte, versiert door ingetogen geluiden die mensen in hun omgang met elkaar uitwisselen. Ook mijn huis is stil. Ik sta achter het raam, niet bewust van het feit dat het ontworpen is om geluid buiten te sluiten! Achter me is het stil. Voor me wordt de spookachtige stilte buiten intenser. De wind en de regen versterken de stilte in mijn hart, terwijl ik achter het glas sta. Buiten wordt het spookachtige indrukwekkender. Alsof ik de enige ben in deze wereld.

Geen getoeter van auto’s, geen spelende en lachende kinderen op straat, geen buurvrouwen die elkaar groeten en een praatje maken vanaf het balkon en het raam. Ik zoek mijn toevlucht tot de keuken en koken. Het gekletter van potten, het “gepruttel” van uien in hete olie, de geur van kruiden door het hele huis, het brengt een sprankje leven tot mij terug en geluiden en geuren die herinneren aan mijn vorige leven in mijn land.    

On-Arabisch

In mijn openbare leven dompel ik me ook onder in een andere, angstaanjagende en meer kwellende gedwongen stilte. Mijn on-Arabische stilte, omdat ik nog geen Nederlands kan spreken. Spreken en expressie horen tot mijn beroep. De laatste jaren voor mijn vertrek naar Nederland heb ik doorgebracht met het aanmoedigen van protesten, discussies en debatten tijdens symposia op televisie.

Het eentonige, stille leven hier, staat als het glas van een stil huis, als een muur die mijn streven om de taal te leren, blokkeert. Ik zei tegen mijn vriendin, die ook in stilte struikelt over het leren van de taal: “Hoe is het mogelijk om een taal te leren in deze grote stilte?!”

Gefluister van bloemen

Een ander aspect van Nederland compenseert de stilte en de eentonigheid: het geroezemoes en de vermenging van vele talen en dialecten. Het gebrabbel van migranten van verschillende nationaliteiten en volkeren die hun toevlucht hebben gezocht tot dit land. Stemmen en culturen vermengen zich hier in Nederland en raken verweven. Het blijft je verassen en vermindert de zwaarte van de stilte, die soms aanvoelt als een soort rouw.

Een andere taal die Nederland prestige heeft opgeleverd in de wereld, is de taal van de beroemde Nederlandse bloemen. Vaak betrapte ik mezelf erop dat ik vrolijk over een uitgestrooid tapijt van bladeren en bloesem van bomen liep tijdens mijn wandeling op de stoep. En daar ben ik dan, fluisterend tegen bomen, erop vertrouwend dat ze mijn gefluister horen en de taal begrijpen, geen acht slaand op de stilte of de winter.

Herinnering aan een ezel

Een uitgestrekte weidsheid van groen glijdt snel voorbij mijn blikveld, terwijl ik in de trein zit, die ik elke week neem voor een lange en vermoeiende reis die ik regelmatig maak, heen en weer, om het presentieboek in het asielzoekerscentrum te tekenen.
Ik denk na en zeg tegen mezelf: “Nederland zal mijn eerste vaderland worden”. Maar ik bespeurde mijn bezorgdheid en gebrek aan vertrouwen om mijn gedachten de vrije loop te laten. Ik voegde eraan toe: “Wat betekent ‘eerste’? En wat als ik dat ‘eerste’ ontrafel in de primaire elementen van mijn bestaan?”

Was de eerste bij mij niet een trieste ezel in een afgelegen dorp in het Jemenitische Hadramaut? In mijn jeugd omarmde ik die ezel, Ik fluisterde hem woorden toe, zijn vriendelijke reactie vertelde me zijn dat hij het had begrepen, voordat we hem en mijn zus naar de dorpsmarkt brachten. Oh, waren dat niet de scènes die zich zeer langzaam afspeelden op de Al Hawini-weg, te midden van bossen van hoge dadelpalmen, tussen de rode bergen en de sluisdeuren.

Dat is het beeld van de eerste stortvloed. Mijn achteloze beeld over de welvaart van mijn jeugd, dat me maar niet los kan laten? Waar is de traagheid van die intercity die de uitzichten achter me laat nog voordat ik ze in me op heb kunnen nemen en er mijn gedachten over heb kunnen laten gaan. Ik mis de traagheid en Al Hawini. Niet die traagheid die me nu overspoelt en mijn zenuwen vastpint aan de zware uren, die ik besteed aan het overdenken van mijn nieuwe kwesties.

Kwesties over ‘niet ik’, die naakt en angstig in mijn ziel verblijven en tot op heden de zenuw van mijn relatie met Nederland vormen.

Naaktheid en bedekking

Eens zag ik, vanaf het raampje van de intercity, in een glimp van de uitgestrektheid van de polderlandschappen, een galopperend paard in het groen. Ze hadden hem een gewatteerde jas aangedaan, om hem tegen wind en vorst te beschermen. De jas van het paard was als een verwijzing naar de naaktheid die ik voelde, ondanks dat mijn kledingkast gevuld is met jassen. Misschien is mijn passie voor het krijgen van jassen een psychologisch symptoom, waarmee ik gevoelens van naaktheid probeer te compenseren, en de permanente angst die zich aan me vastklampt, probeer te verbergen.

Naaktheid waartegen de onthulling van mijn leven, vanaf het moment dat ik het kantoor van Ter Apel ben binnengegaan, misschien wel in opstand komt. De eindeloos herhaalde stroom van onderzoeken en ondervragingen, de onthulling van de details en de verborgen zaken van mijn leven. Ik werd van binnen opgevreten door obsessies, die in mijn hoofd fluisterden, me eraan herinnerend om toch vooral niets te verbergen. Ze waarschuwen me voor de noodzaak om open en naakt te zijn om ervoor te zorgen dat mijn aanvraag voor een vluchtelingenstatus geaccepteerd zou worden.

Ik kom uit een cultuur die bedekking, verborgenheid en geheimen viert, het is moeilijk voor mij de verschrikking van die gevoelens te beschrijven. In die landen gebruiken mensen taqiya [binnen de Sjiitische islam het gebruik om onder dwang of bij dreigend gevaar, zijn geloof te verbergen] en oefenen hun verlangens voor het grootste deel van hun leven in het geheim uit. In beginsel zijn het dus geheimen en misrepresentatie die hun leven beheersen. Veilig zijn betekent leven als een gecamoufleerd wezen. Je gevoelens, je gedachten, je lichaam en je spaargeld verbergen en je mond houden over de details van wat je voor je dagelijkse leven wil.

In mijn land weet niemand iets over je banksaldo en op wie je verliefd bent. We worden beheerst door de uitdrukking ‘bedek het’. Aldus luiden de smeekbedes van mannen en vrouwen en ze sluiten hun dagelijkse gebeden af met: “O, God, we vragen U om bedekking en gezondheid”. Een uitdrukking die tussen mannen en vrouwen als een wet voorschrijft hoe te spreken over wat ze bezitten en verdienen en over waarvan ze houden en wat ze haten.

Hier in Nederland is openheid de wet. Je moet alles onthullen: van je banksaldo tot je geliefden en je leeftijd, die vrouwen van mijn oude land gebrand zijn om niet te noemen. Wat ook een tegenstrijdigheid is hier, is dat ze bijvoorbeeld tegen je zeggen: “In Nederland maakt leeftijd en hoe oud je bent niet uit”. Maar ze herinneren je er dagelijks aan dat je ouder wordt. Waar je ook heengaat vragen ze je ernaar!

De medewerker van de bibliotheek, de apotheek en de trein vragen je ernaar en ook de medewerker van het kaartjesloket van het museum, de bioscoop en het theater, de secretaresse van het gezondheidscentrum van de wijk, de medewerker van het verzekeringsbedrijf, de woningbouwvereniging, het energiebedrijf en het waterbedrijf. Op de taalschool vraagt de docent ons steeds weer onze geboortedatum, zodat we onze identificatiemethode onthouden bij onze dagelijkse handelingen.

Hoe kan ik me dan ontdoen van de cultuur van het bedekken, die me gevormd heeft in mijn land? Hoe kan ik mijn leven in dit land met al die openheid beginnen? Toen de onderzoekster me vertelde, omdat ze haar informatie wilde bevestigen, over de moskee en de boom naast ons huis, daar in mijn land, was dat een verdekte aanwijzing van haar dat ze de kleinste details van me kent. Ik moest niets voor haar verborgen houden. Eventjes dacht ik: “Moet ik haar nu, vanwege de transparantie, informeren over de kleur van mijn favoriete ondergoed?”.   

Angst

Over onze Arabische landen en cultuur is bekend dat het de gewoonte van mensen is om elkaar in de gaten te houden. Als dat waar zou blijken te zijn, dan heb ik het nooit verwelkomt en er nooit enig belang aan gehecht. Misschien is nieuwgierigheid wel eerder de motivatie van mijn landgenoten hiervoor. Hier in Nederland voel ik dat camera’s me als ogen in de gaten houden, ze hebben een verborgen macht over mij en zijn klaar om me straffen!Angstig voorzie ik iets slechts, telkens wanneer ik het geritsel van brieven hoor die de postbode in de daarvoor bestemde opening in de deur doet. Of wanneer mijn voeten ze aanraken wanneer ik thuiskom. Of telkens wanneer ik een e-mail ontvang.

Het gevoel dat duizenden verborgen ogen me in de gaten houden, mijn dagelijkse handelingen registreren en mijn misstappen bestuderen, laat me nooit los! Ze houden de discipline van mijn gedrag in de gaten aan de hand van de maatstaven van het voorgeschreven model, dat ontworpen is voor hoe ik zou moeten worden en zijn. Het lot heeft een overeenkomst gesloten met mijn angsten: het heeft mijn huis gestolen, terwijl ik er nog geen maand woonde. Mijn angst veranderde in pessimisme en gevoelens vermenigvuldigd met bedreiging en naaktheid.

Ontdekking

Misschien hebben vele zaken samengespannen om ervoor te zorgen dat ik in geuren en kleuren zou schrijven over kou, naaktheid, angst, stilte en on-Arabische zaken. Maar het is een ontdekking dat Nederland mij altijd heeft aangemoedigd om het te volgen. Het blijkt dat ik stappen heb gezet voor de inburgering om een burger van dit land te worden.

Misschien zal ik over een jaar of langer afkeuren wat ik op dit moment schrijf.

Vertaald uit het Arabisch door Ingrid Goldsman (Sahra Vertaalbureau)
Foto: Bab-ul-Yemen, Sana’a (via Wikimedia Commons)

Waardeer dit artikel!

Dit artikel lees je gratis. Vind je het artikel en onze inzet de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een bijdrage. Zo help je onze journalisten en RFG Magazine.

Mijn gekozen waardering € -

Huda Al-Attas (1972) is een schrijfster, journalist, socioloog en mensenrechtenactivist uit Jemen. Ze publiceerde vijf bundels met korte verhalen. Voor haar werk ontving ze verschillende literaire prijzen, waaronder de Al-Afif-prijs in 1997. Verhalen van Al-Attas zijn vertaald in meerdere talen, waaronder het Italiaans.