In deze serie vertelt Saeed Al-Gariri over zijn ervaringen als vluchteling in Nederland. Reflecties vol humor en poëzie, waarin hij de balans probeert terug te vinden in zijn nieuwe leven.
Een jaar lang verbleef ik in AZC’s (asielzoekerscentra). Ik verhuisde van Ter Apel naar Overloon, Wageningen, Arnhem, en uiteindelijk Almere, waar ik negen maanden gewoond heb. Het was het langste jaar van mijn leven. Maar naar mijn idee was deze nieuwe situatie echt een goede en belangrijke ervaring.
Ter Apel was het begin van een onbekende reis. Mensen stonden daar als transitpassagiers op een luchthaven. Ik voelde me alleen in de wereld. Veel gezichten kwamen daar voorbij, maar ik zag niemand. Veel stemmen overlapten elkaar daar, maar ik hoorde niks. Maar er was één mens, die me een goed gevoel gaf.
Opeens hoorde ik een bekende stem, een bekend dialect, van een man met een mooie uitspraak. Hij zei: “Rehmallah waal dieek.” (1) De stem was van een Iraakse asielzoeker. Een veertigjarige man die op krukken liep. Hij had verdriet, maar met hem deelde ik prachtige momenten. We vergaten samen ons verdriet. Ik heb zeven jaar in Bagdad gewoond, dus zag ik hem als een oude vriend. We herinnerden ons veel mooie dingen, plaatsen, steden, gebeurtenissen, mensen, gerechten, liedjes en ook tragedies. De volgende dag werd ik overgebracht naar Overloon. Mijn Iraakse vriend kwam me vaarwel zeggen. Toen ik in de bus stapte huilde hij, alsof hij Irak vaarwel zou zeggen. Ik huilde ook.
Niemand kende me
In Overloon verbleef ik ongeveer een maand. Niemand kende me. Ik had een eigen kamertje. Overloon ligt in een stil en mooi landelijk gebied. Daarom kon ik in drie weken een bundel gedichten schrijven. Ik gaf niet om de beslommeringen van het dagelijkse leven. Ik had alleen veiligheid nodig. Daar vond ik die. De medewerkers in het AZC gingen erg voorzichtig om met het welbevinden van asielzoekers.
Eén van djinwoorden
Ook in Wageningen verbleef ik ongeveer een maand. Het AZC was overvol. Ik ging daar om met veel mensen van verschillende nationaliteiten en culturele achtergronden. Ik zag er veel Arabieren, Aziaten en Afrikanen. Ik had hier geen tijd voor poëtisch schrijven, maar wel voor discussies met asielzoekers over oorlog, politiek, religie, literatuur en de situatie in het Midden-Oosten en de rest van de wereld. Ook had ik tijd voor sport en hardlopen in de regen. Toen ik voor het eerst het woord ‘Wageningen’ hoorde, klonk het als één van de djinnwoorden (2). Ik voelde aan dat dit woord een beetje raar was. Misschien lag het aan de volgorde van de letters.
Zonder beslissing
Vervolgens woonde ik een maand in Arnhem. Het AZC bevond zich op een mooie plek in de stad. Ik zag er veel bekende gezichten, die meestal over het komende interview met de IND spraken. ‘s Ochtends vertrok er een groep naar zo’n interview op het IND-kantoor in Zevenaar (3). Als ze ‘s avonds terugkwamen, praatten deze mensen over de interviewvragen en wat ze ervan vonden. Veel asielzoekers vertrokken na twee van deze interviews vanuit Arnhem naar andere plaatsen, met een positieve of negatieve beslissing op zak. Zelf kreeg ik één interview, waarna ik naar Almere vertrok, zonder beslissing. Waarom? Ik wist het niet.
Innerlijke rust
In Almere verbleef ik ongeveer negen maanden in een appartement met zeven andere asielzoekers en vluchtelingen uit Syrië, Palestina, Soedan en Eritrea. Ons appartement had een brievenbus. Elke dag, om 18.00 uur, keken we uit naar nieuwe brieven van de IND, de advocaat, het COA of de arts. We beleefden een moeilijke tijd van dagelijks wachten.
Soms, als een van ons een negatieve beslissing ontving, bleven we de hele nacht op om hem te troosten. Als een van ons een positieve beslissing kreeg, bleven we hele nacht op om het met hem te vieren. Zelf was ik altijd rustig. Ook als het soms niet prettig was, bleef ik rustig. Als er een probleem ontstond tussen twee huisgenoten dan was ik altijd daar om het brandje te blussen.
Toen ik dan eindelijk een verblijfsvergunning kreeg, had ik er bijna vier maanden op gewacht. Maar met innerlijke rust. Ik wist het zeker: in Nederland is de wet de wet. Daarom hield ik me al die tijd stil. In die maanden las ik veel e-boeken en artikelen online. Ik schreef ook verschillende artikelen voor Arabische kranten en tijdschriften. Dit gaf me een soort innerlijke rust. Ik was bezig met nuttige dingen.
Noten:
1 – Een populair Iraaks gezegde. Het betekent: “Ik vraag God om genade voor je ouders”.
2 – Een djinn (Arabisch: )ﺟﻦ is een bovennatuurlijk onzichtbaar wezen, dat volgens sommige islamitische geleerden bezit kan nemen van mensen en ze van hun vrije wil kan ontdoen. Samen met mensen en engelen zijn djinns volgens de Koran één van de drie levensvormen met een bewustzijn, gemaakt door Allah. De djinn komt ook buiten de Koran veelvuldig voor in verhalen, maar dan als magisch wezen dat wensen vervult. In deze context wordt de naam ‘djinn’; vaak vertaald als ‘geest’; (Wikipedia).
3 – Het IND-kantoor Zevenaar is een nevenvestiging van IND Hoofdkantoor Rijswijk ‘The Crown’, gevestigd aan de Rijnstraat 8 te Den Haag.
Beeld: Rob Godfried