Schijnpiet

Geen Zwarte Piet, Kleurpiet of Regenboogpiet, maar Schijnpiet. Firoozeh Farjadnia blikt terug op de zwartepietendiscussie.

Elke jaar rond deze tijd, schijnt het weer. Eerst heel zachtjes en kort, dan langzaam heftiger en langduriger. Mijn pijn bouwt op, totdat ik er ’s nachts wakker van wordt. Met een hand op mijn wang loop ik naar de spiegel en kijk nauwkeurig of ik zwellingen zie. Ik zoom net zolang in totdat ik een verschil kan vinden tussen mijn rechterwang en de linker.
Vanaf dat moment is alle andere ellende van de baan — de halfdode cv-ketel, de lekkende wc-pot, de kapotte stofzuiger, de nog niet uitbetaalde correctie op mijn loon, de nog niet gevonden baan met uitzicht, mijn hoge werkloosheidsverzekering. Door de pijn kan ik niet eens aan de hoge tandartskosten denken, laat staan aan mijn ‘probleemouders’ of de hoge inflatie en lage waterstand in Iran.
Alles bevriest. Ik denk alleen nog maar aan mijn kies. Ik zie mijzelf in de tandartsstoel en mijn kiespijn wordt gelijk heftiger.
Als ik eindelijk een afspraak heb, hoop ik stiekem dat mijn tandarts ziek is. Dat ik toch niet op die groenblauwe stoel met mijn mond open hoef te gaan liggen. Ik hoor de boorgeluiden uit de spreekkamer, ik ril en wil vluchten. Ik pak een krantje en spreek mijzelf moed in — ‘wees volwassen, meid’.
Op het voorblad van het krantje staat een foto van voor- en tegenstanders van Zwarte Piet. Mannen die hun middelvingers opsteken, schreeuwen en met eieren gooien. Op een bordje staat ‘Kick Out Zwarte Piet’, op een ander bordje staat ‘Een veilig feest voor ieder kind’. De politie heeft meerdere arrestaties verricht. Het lijkt een ernstige zaak. Een probleem dat op de voorpagina van de krant komt.
Ik word naar de spreekkamer geroepen door een meisje met witte tanden en een wit uniform. Zij gaat eerst een foto maken van mijn kies. Op de groenblauwe stoel moet ik enkele minuten op de tandarts wachten. Maar uiteindelijk vertelt hij mij dat er is niks mis is met mijn kies. ‘Ik zie dat u al drie jaar op rij rond dezelfde tijd van het jaar met dezelfde klacht hier komt. Klopt dat?’
Ik knik en denk bij mijzelf, is dat echt al drie jaar zo?
De tandarts tikt voor de zekerheid een paar keer tegen de kies. ‘Doe dit pijn?’ De tikken worden harder en ik roep: ‘Nee, echt niet.’ Als hij zijn latex handschoenen uit doet, zucht ik diep.

‘Mevrouw, ik zou mij niet meer druk maken om die kies, als ik u was. Dat is een schijnpijn. Als er veel problemen zijn die uw aandacht vragen, verzint uw immuunsysteem een pijn. Zo schermt ons lichaam ons af van overige ellende.’

Ik ben onder de indruk van de slimme tactieken van mijn lichaam. Wie weet doen wij dit op grotere schaal ook en verzinnen we met zijn allen schijnproblemen om onze aandacht op onszelf te richten.
We kunnen er niks aan doen dat elk jaar meer kinderen Sinterklaas niet kunnen vieren omdat hun ouders in armoede leven.We kunnen er niks aan doen dat kinderen die hier meer dan acht of negen jaar wonen, uitgezet dreigen te worden. We kunnen er niks aan doen dat iedere minuut mensen sterven omdat elders al jaren een onnozele oorlog aan de gang is. We kunnen er niks aan doen dat de kloof tussen arm en rijk groter wordt doordat het sociale zekerheidstelsel aan het aftakelen is.
Daarom maken wij ons elk jaar rond dezelfde tijd druk over de kleur van Piet.

Firoozeh Farjadnia groeide op in Kermanshah, een plaats in het Koerdische deel van Iran. In 1995 vluchtte ze op 25-jarige leeftijd naar Nederland, waar ze een opleiding Bouwkunde volgde.
Firoozeh schrijft romans, korte verhalen en columns. In 2014 debuteerde ze met de roman Postvogel (uitgeverij Jurgen Maas). In mei 2017 verscheen haar tweede roman in het Farsi.
Ze werkt momenteel aan een korte verhalenbundel en aan haar derde roman.