‘Mijn enige wapens zijn mijn pen, mijn ideeën en mijn meningen’

In deze serie vertelt Saeed Al-Gariri over zijn ervaringen als vluchteling in Nederland. Reflecties vol humor en poëzie, waarin hij de balans probeert terug te vinden in zijn nieuwe leven.

De afgelopen 25 jaar heb ik voortdurend gesproken over vrijheid en democratie. Terwijl ik het over de toekomst had, hielden anderen zich bezig met het verleden.

Meer dan tien jaar lang heb ik in de Jemenitische Schrijversunie gediscussieerd met schrijvers, dichters en journalisten over verzet tegen tirannie, despotisme en onrecht. Ook heb ik meer dan tien jaar in de straten met het volk gesproken. Vaak over de corrupte regering van Ali Abdulla Saleh*. Dit terwijl de televisie, de radio, de kranten en de media de glorie van de dictatuur verheerlijkten.

Ik was erbij, en ik had het heel druk, van 8.00 uur ’s ochtends tot 23.00 uur ’s avonds. De geheime politie observeerde me overal. Soms volgde een geheimzinnig persoon me op straat of met de auto. Dat was allemaal heel normaal in een dictatoriaal land. Wat dacht ik wel niet? Zelfs in de collegezaal zaten geheime agenten.

Uiteindelijk zagen ze me als een gevaarlijke man. Dus het is niet verwonderlijk dat ze probeerden mij te doden.

Moord om middernacht

Surfend op internet kreeg ik de schrik van mijn leven. Het was middernacht, 19 januari 2014. Een schokkend bericht: ‘Nieuws over de moord op Saeed Al-Gariri’ Ik wreef in mijn ogen. Wat was er gebeurd? Hoe kon dit? Er klopte niets van dit verhaal! Ik was nog steeds levend en wel. Maar het bericht beweerde met stelligheid dat ik gedood was.

‘Bronnen uit Mukalla-stad hebben bekendgemaakt dat dr. Saeed Al-Gariri om het leven is gekomen. Zij stellen dat hij beschoten is terwijl hij met de auto naar huis terugkeerde. Hij zou op slag dood zijn geweest.’

Ik voelde me zó bang, voor het eerst. Het was echt een heel zorgelijk bericht, al leek het mij niets meer dan een dreigement. Het was een afschuwelijke tekst. Ik weet het nog goed: ‘Zijn lichaam was met kogels doorzeefd. Vier kogels in de borst, drie in het hoofd en vijf in de buik.’

Twaalf dodelijke kogels! Wat zou ik nog meer willen? Maar waarom wilden ze me doden? Ik ben een vredig persoon. Als kind was ik rustig en ik hield niet van geweld. Ik heb geen eigen revolver, in een land dat vol zit met de meest verschillende wapens. Mijn enige wapens zijn de pen, mijn ideeën en meningen in de universiteit, de Schrijversunie, de kranten, en de samenleving.

Maar ik ben wél tegenstander van het dictatoriale bewind van Ali Abdulla Saleh. Ik behoor niet tot een politieke partij. Mijn protest doe ik namens de bevolking in de steden van Zuid-Jemen. De politieke kwestie leeft sinds de oorlog van het noorden tegen het zuiden in 1994, waarbij het zuiden een bezet land werd. De afgelopen jaren werden we onderdrukt. We hebben geen grondrechten en we zijn niet meer dan derderangsburgers.

De zaak bereikte een climax toen in juli 2007 de mensen tegen Ali Abdulla Saleh rebelleerden. Hij gooide vele leiders van protestdemonstraties in de gevangenis. Elke dag, elke week, elke maand, elk jaar verslechterde de situatie en werd het bewind gewelddadiger. In koelen bloede vermoordden zijn militairen duizenden mensen in de zuidelijke gebieden: Aden, Lahdj, Abyan, Shabwah, Hadramaut, Al Mahrah. Het leger beschouwde de burgers als schadelijke insecten. Moord, marteling, arrestatie, ontslag, politieke vervolging, enzovoort.

Een aantal geheim agenten in mijn universiteit stuurde verslagen over mij aan de geheime politie. Andere agenten stuurden verslagen aan extremistische groeperingen. De rapporten die zij over mijn gedachten, meningen en mijn gesprekken in de klas of de kantine schreven waren belachelijk. Altijd stond ik op de zwarte lijst.

Mijn Syrische vriend Sami, die ik in Nederland leerde kennen, heeft met me te doen. Maar ik wil er niet over praten, ook met hem niet. Ik wil graag in afzondering van de wereld leven, om andere stemmen te horen, die uit een onbekende wereld komen in een onbekende tijd.

Om die reden kon ik het eindeloze geklets van Sami niet meer verdragen. Ik nam afstand van hem. Daarna begon ik met poëzie; een leuke tijd. Ik had het gevoel gekregen dat ik me met een andere stijl kon uiten. Er zat grote pijn in mij. Vanaf dat moment moest ik met mezelf spreken.

(1) Ali Abdulla Saleh (1942- 4 december 2017) was president van de Republiek Jemen van 1990 tot 2012 en was daarvóór van 1978 tot 1990 leider van Noord-Jemen.

Fotografie: Rob Godfried

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Majalla.nl, een online magazine waar schrijvers en journalisten met een vluchtverleden begeleid werden bij het publiceren van artikelen in het Nederlands.

Saeed Al-Gariri komt uit Zuid-Jemen. Hij is geboren op 14 oktober 1962 in Hadramaut. Hij promoveerde in de Arabische taal en literatuur aan Al Mustansiriya Universiteit in Irak en werkte dertig jaar aan de Universiteit van Aden en de Universiteit van Hadramaut. Hij was hoofdredacteur van het literaire tijdschrift en het tijdschrift over cultureel erfgoed van de Schrijversunie in Hadramaut. Daarnaast schreef hij in vele Arabische kranten en tijdschriften, meestal over literatuur, cultuur en politiek. Hij heeft ook vijf boeken in het Arabisch uitgegeven. Inmiddels woont hij bijna vier jaar in Nederland.