Goed stuk? Doneer via Katalysis!
Vijf dagen hielp Goran Trkulja een jonge Eritrese vluchteling kranten te bezorgen. Anderhalf jaar later volgt de jongen een opleiding aan het ROC en werkt bij een restaurant. Het verhaal van een succesvolle integratie.
Het beeld van de eerste ontmoeting met mijn mentor jongen Abide* uit Eritrea zal ik nooit vergeten. Hij stond daar op het station in ’s Hertogenbosch naast een grote reiskoffer en een paar AH-tassen, samen met zijn landgenoot. Als ik naast hem sta, geeft Abide me zijn telefoon om met zijn voogd te praten. De vrouw aan de andere kant van de lijn wil weten of de jongens veilig en goed zijn aangekomen en of er iemand is die op hun wacht.
Alles is goed, zeg ik.
Ik neem ze mee naar hun nieuwe woning, een zogeheten KWE. Dat staat voor ‘kleine wooneenheid’. Mijn collega Wil, van de stichting die migrantenjongeren begeleidt, is er al. Met de komst van deze twee Eritrese jongens en nog twee andere die later zouden komen, begint onze mentormissie. En hun nieuwe leven.
Op Abide moeten we goed letten, zo werd ons toen gezegd. Hij heeft zijn zieke moeder met twee broertjes en twee zusjes in Eritrea moeten achterlaten. Abide is bezorgd, en mogelijk depressief. Of misschien zelfs suïcidaal. Hij ziet de toekomst zwart in.
Handen en voeten
In zijn ogen herken ik de emoties. Hij is onrustig van binnen, is heel voorzichtig en heeft geen vertrouwen in mensen. Hij stelt weinig vragen. Terwijl de andere drie jongens vanalles willen weten en de nadruk leggen op emotioneel zware tijden die ze door moeten brengen zonder familie, stelt Abide weinig vragen.
Het is moeilijk via een tolk te praten. Het is nog moeilijker te praten met iemand die je niet kent en die je niet kan vertrouwen. Ik probeer het non-verbaal. Met handen en voeten. Met een glimlach. Met een pen en papier en tekeningen. Ik kan zo goed tekenen dat ik zelf de figuren die ik getekend heb niet herken. We lachen. Ik leg mijn hand op zijn schouder en kijk in zijn ogen. Hij knikt. Contact is gemaakt.
De rest van de afgelopen vijftien maanden zie ik als de beelden in een caleidoscoop.
Angst voor vrije tijd
Ik snap zijn angst voor de vrije tijd, de tijd waarin hij niets te doen heeft. Dan zit hij te denken. Over zijn moeder, over zijn reis. Over het broertje dat overweegt aan hetzelfde avontuur als hij te beginnen en via Sahara naar Libië te vertrekken. Daar moet hij niet aan denken. Hij kijkt naar beneden, naar zijn tenen in de leren slippers.
‘Moeilijk, meneer. Heel moeilijk. Ja.’
Daarom wil hij werken. Naast de school wil hij ook werken. Anders heeft ‘ie te veel tijd. En vrije tijd is gevaarlijk. Vrije tijd brengt brengt slechte gedachten naar boven.
Ik snap het, maar waar kan ik in deze zo goed georganiseerde samenleving en in een zo hoog ontwikkeld land werk vinden voor een Eritreeër die slechts een paar woorden Nederlands spreekt? Voor een jongen die onze normen (nog) niet echt snapt. Die met pantoffels of op plastic sandalen naar de winkel komt, terwijl de temperatuur buiten net boven de nul is. Die misschien wel weet wat een zebra is, maar van een zebrapad nog nooit heeft gehoord.
Muren van aarde
Later, toen hij zich wat beter in Nederlands kon uiten, wilde ik wat meer van hem over zijn leven in Eritrea horen. Ik vroeg naar waar hij woonde, hoe zijn dorp er uit zag. Ik wilde bij zijn huis beginnen. Of hij dat kon vergelijken met de Nederlandse huizen.
‘Nee, meneer. Dan kan niet’, zei hij me, met een glimlach.
Ik wilde het proberen en begon met de vraag: wat voor dak hadden de huizen in je dorp?
-Van gras, zei Abide
-De muren?
-Van aarde!
-En de ramen?
-Hmmm…geen glas in ramen!
-Hoeveel kamers in huis? Een, twee, drie…en een keuken?
-Een kamer, zei Abide droog.
In zijn ogen las ik iets, een vraag:
-Snap je nu beter hoe groot de kloof is tussen onze werelden?
Krantenbezorger
Op het moment dat we dit gesprek voerden, werkte Abide als krantenbezorger. In het dorp waar hij woonde, hadden ze een tekort aan krantenbezorgers en ik zag dat als een de kans voor Abide. Alleen…
– Spreek ‘ie Nederlands, vroeg de baas van de krantenbezorgers, toen ik hem belde.
– Nee, niet echt, zei ik. Maar hij leert het op school. En hij is een snelle en goede leerling. Zo probeerde ik mijn mentorkind ’te verkopen’.
-Vertel me dan hoe ik hem kan uitleggen wat ‘ie moet doen en ik zal hem aannemen, liet de baas weten.
Voordoen, samendoen
Voordoen, samen doen, zelf doen = vaardigheid leren!
Die leus stond geplakt op de muur van ons kantoor. Dus, voordoen! De volgende ochtend om half vijf stond ik samen met Abide voor de deur van het plaatselijke kantoor voor de krantenbezorgers. Vijf dagen lang hebben we samen de kranten bezorgd. De vijfde dag had hij me niet meer nodig, maar ik wilde er zijn om te voorkomen dat hij zou schrikken van de hoeveelheid kranten op zaterdag. En dat was nodig!
Je moet weten, vertelde ik later aan mijn vrienden, dat hij vooraf nauwelijks wist wat een krant was en zeker niet dat de kranten in Nederland direct op adres worden bezorgd. Op een adres? Ja, dat ook nog: huizen in zijn dorp hebben geen adres.
Abide wilde graag werken en hij werd een van de beste krantenbezorgers. In zes maanden tijd is hij maar één keer voor drie dagen ziek thuis gebleven. Hij had griep. Voor de rest ging Abide iedere avond, behalve op zaterdag, om half acht naar bed om de volgende dag fit te zijn voor kranten en school.
Moeder
Tot zeven uur kranten bezorgen, dan thuis douchen, eten en om 07.40 uur naar de les. Iedere ochtend, zes maanden lang. Zelfs in juli en augustus, toen hij nog een baantje erbij nam, bleef hij iedere ochtend kranten bezorgen.
In juli bleef hij ook een keer thuis. Toen had hij vernomen dat zijn moeder in Eritrea was gestorven.
X X X
Na een jaar op de Internationale Schakel Klas van de Willem 1 College in ’s Hertogenbosch is Abide begonnen aan de opleiding voor transport en logistiek bij een ROC in omgeving. Inmiddels is hij 18. Drie dagen zit hij op school, twee dagen loopt hij stage. Drie avonden per week werkt Abide als hulpjongen bij twee restaurants in Den Bosch.
Onlangs werd ik uitgenodigd om bij hem te komen eten. Om te vieren dat hij door gaat naar het tweede opleidingsjaar. Een traditioneel Eritrees gerecht stond op tafel: injera, de luchtige pannenkoeken die je in combinatie met een pittige rode saus en gebraden kippen- of rundvlees eet. Lekker.
* Abide is een gefingeerde naam. De echte naam is bij de redactie bekend.