Begin oktober verscheen een kritisch rapport over het Nederlandse optreden tijdens de evacuatie uit Afghanistan. De Afghaanse tv-presentator en producer Jalil Azad moest zijn familieleden achterlaten op het vliegveld. Zijn relaas.
Mijn naam is Jalil Azad. Ik werkte ongeveer vijftien jaar voor verschillende afdelingen van televisiestations in Afghanistan, met name als producent en presentator. Ik werkte ook een tijdje samen met Nederlandse en Amerikaanse journalisten aan het project Truth Booth, waarvoor we met opblaasbare ministudio in de vorm van een reusachtige tekstballon door Afghanistan reisden. Vanwege mijn werkzaamheden als journalist was mijn leven na de komst van de taliban in gevaar. Ik verliet Kaboel op 23 augustus 2021, een dag later arriveerde ik in Nederland.
Op 15 augustus trokken de taliban Kaboel binnen op een manier die niemand voor mogelijk had gehouden. Ik was die dag gewoon naar mijn werk gegaan. Eerst leek er nog niks aan de hand, maar de berichten over de komst van de taliban werden steeds serieuzer. Mijn collega’s en ik begonnen bang te worden. De afdeling personeelszaken waarschuwde ons dat we onmiddellijk het kantoor moesten verlaten. Ik maakte me zorgen over mijn familie; ons huis stond op de route via welke de taliban Kaboel binnenkwamen. Buiten stuitte ik op een grote menigte en heerste een paniek die ik nooit eerder had meegemaakt.
Wonder
Toen gebeurde er een wonder. Een Nederlandse collega-journalist met wie ik ooit had samengewerkt, antwoordde precies op dat moment op een hulpverzoek dat ik haar acht dagen eerder via Facebook had gestuurd. Ik stuurde meteen een spraakbericht terug. Ik heb dat bericht bewaard. Iedere keer als ik het hoor, krijg ik tranen in mijn ogen. Ik herken mijn eigen stem niet. De persoon die dat bericht inspreekt, is iemand anders. Hoe is het mogelijk dat iemand die zich een uur daarvoor nog bezighield de productie van een televisieprogramma, zich nu in deze verschrikkelijke situatie bevond?
Na veel berichten over en weer bracht de Nederlandse journalist me in contact met Free Press Unlimited. Op verzoek van de organisatie stuurde ik mijn papieren en alle gegevens van mij en mijn familie op. Dat nam een aantal dagen in beslag. In de tussentijd stuurden mijn broers en zussen en ik e-mails naar allerlei andere instellingen om hulp te zoeken.
Ik zal nooit de nachten vergeten waarin ik tot in de ochtenduren asielaanvragen aan het invullen was en e-mails aan het versturen. Niemand van ons gezin zat meer aan de eettafel, we hadden geen behoefte om te eten of te drinken. De gezichten van mijn zus en mijn schoonzus waren getekend door angst en verdriet. Als de taliban mij en mijn broer zouden arresteren, wat zou er dan met onze gezinnen gebeuren?
Omdat we niet wisten of iemand ons zou kunnen helpen, besloten we naar het vliegveld te gaan. Binnen stonden de internationale troepen, buiten de taliban. Dagenlang wachtten we tussen de mensenmassa achter het vliegveld. Ik had al mijn documenten meegenomen, in de hoop dat de internationale militairen ons op vertoon daarvan zouden binnenlaten. Mijn familie had al haar hoop op mij gevestigd. Anderzijds was ik ook degene om wie ze zich de meeste zorgen maakten. Ik produceerde tv-programma’s met muziek en vrouwen erin, programma’s die de taliban zeker niet konden waarderen. Bovendien had ik me elke ochtend live op tv tegen hen uitgesproken.
Opdracht
Rond acht uur ’s ochtends op 22 augustus, terwijl we, in de nabijheid van talibanstrijders, wachtten tot het vliegveld open zou gaan, ontving ik ineens een e-mail van de Nederlandse regering. Een paar minuten later werd ik toegevoegd aan een WhatsAppgroep door iemand van Free Press Unlimited. Ze gaven ons instructies over hoe laat en hoe we het Nederlandse leger konden bereiken. De opdracht was om binnen vier uur op het adres in de e-mail te zijn.
Samen met mijn familie ging ik naar een ander gedeelte van het vliegveld. Daar voegden we ons bij een groep Afghanen. Om een uur ’s nachts besloten we ons met zijn allen in de richting van de Nederlandse troepen te bewegen, door een vreselijke mensenmassa. We deden er ruim zes uur over om 300 meter af te leggen. Onderweg stuitten we op lichaam van vrouwen en kinderen die in het gedrang waren gestorven. Ik hoor nog steeds de stem van een vrouw die schreeuwde: “Mijn baby is vertrapt door de menigte! Help me alsjeblieft om zijn lichaam te vinden!”
Om halfacht ’s ochtends kwamen we in de buurt van de internationale en Nederlandse militairen. Met een oranje handdoek in de hand [evacuees was gevraagd iets oranjes mee te nemen ter herkenning, red.] toonde ik hun de e-mail die ik had ontvangen. Ze bevestigden mijn identiteit, maar mijn familieleden stonden niet op hun lijst. Ik praatte op ze in, ze overlegden herhaaldelijk met elkaar. Na de vijfde keer kwam een van de Nederlandse soldaten op me af. “Het spijt ons. Alleen jouw naam staat op de lijst. We kunnen niets voor je familieleden doen.” Ik twijfelde of ik moest gaan of blijven. Niet alleen omdat mijn familie me dierbaar is, ook omdat ze inmiddels grote risico’s hadden genomen in de hoop te worden gered.
Rioolwater
Nadat we drie kwartier in het rioolwater hadden gestaan, waarschuwde een Nederlandse militair dat ik óf het vliegveld moest betreden, óf weg moest gaan. Mijn broers en zussen wilden niet dat ik met hen mee terugkeerde naar huis. Op hun aandringen ging ik toch het vliegveld op. Mijn oudere zus moest huilen, mijn andere familieleden zeiden niets. We waren zelden van elkaar gescheiden en konden haast niet geloven dat dit gebeurde.
Nadat mijn bezittingen waren doorzocht, werd ik naar weer een ander gedeelte van het vliegveld gebracht. Een man en een vrouw, die schijnbaar verantwoordelijk waren voor de lijst van Afghanen die geëvacueerd werden door de Nederlandse overheid, stelden me enkele wat algemene vragen. In een wc trok ik mijn vieze kleren uit en kleedde ik me om.
Uren later ging ik aan boord van een militair vliegtuig. Weg van Afghanistan. De hele reis, van Kaboel naar Islamabad en vervolgens naar Turkije, werden we door een groep Nederlandse militairen begeleid. In de middag van 24 augustus kwamen we in Nederland aan.
Geen hoop voor Afghanen in Afghanistan
Na veertien maanden in verschillende vluchtelingenkampen in Nederland te hebben gewoond, heb ik een huis gekregen in Laren en ben ik begonnen met inburgeren. Ik heb werk gevonden in een restaurant. Maar mijn familie kwam na mijn vertrek in grote problemen. De taliban deden huis-aan-huis doorzoekingen en mijn broers en zussen moesten hun huizen verlaten. Mijn oudste zus vluchtte naar Iran, mijn andere zus en broer naar Pakistan. Ik heb de veiligheidsproblemen van mijn familie besproken met VluchtelingenWerk Nederland en met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), maar dat leverde niets op. Uiteindelijk heb ik mijn broer en zus in Pakistan in contact kunnen brengen met de Franse en Duitse ambassade en konden zij naar deze twee landen reizen. Mijn andere zus kon Iran niet verlaten.
Wat ik maar niet begrijpen kan: waarom begrepen Frankrijk en Duitsland de veiligheidsproblemen van mijn familie wél, terwijl de Nederlandse regering die niet serieus nam? Ik probeer nog steeds mijn zus en haar gezin uit Iran te redden. Op de Nederlandse regering reken ik niet meer, maar ik blijf het proberen. Tot de dag dat het lukt blijf ik angstig en gespannen.
Er is geen hoop voor Afghanen in Afghanistan, Iran en Pakistan. In al deze landen worden ze vervolgd. In Iran is er geen werk voor Afghanen. Mijn nichtjes kunnen er niet naar school. Ik denk vaak aan hen en aan hun toekomst. Wat moet er van ze worden als ze gedwongen worden om naar Afghanistan terug te keren? Wat zal er gebeuren als de taliban mijn zus vragen waar haar broer is?
Dit is een langere en bewerkte versie van een tekst die eerder is verschenen in de regiokranten van Mediahuis, waaronder Noordhollands Dagblad. Met dank aan Jannie Schipper.
Foto: Vliegtuig stijgt op van Kabul International Airport. credit: ResoluteSupportMedia, via Flickr Commons.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel lees je gratis. Vind je het artikel en onze inzet de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een bijdrage. Zo help je onze journalisten en RFG Magazine.