Sahar Khodayari, ook bekend als het ‘Blauwe meisje’, was een Iraanse vrouw die zichzelf in brand stak voor het islamitische Revolutionaire Hof van Teheran. Zij was veroordeeld tot zes maanden celstraf omdat zij verkleed als man had geprobeerd een voetbalstadion binnen te komen om haar favoriete ploeg Esteghlal te zien spelen.
Het Blauwe meisje mag niet vergeten worden. Wij moeten haar stem nooit door de loop van de tijd laten verdwijnen. Dat is wat afgelopen weken door journalisten en activisten werd geroepen. Maar zij weten ook dat het Blauwe Meisje niet de eerste en niet de laatste persoon zal zijn die zich uit protest in brand steekt. En die na verloop van tijd toch door het verleden wordt ingehaald. Want vergeten, dat is wat een mens doet en wel zal moeten doen.
Ondanks de omvang van een tragedie, is ons geheugen niet in staat is om een beeld voorgoed op het netvlies te houden. Dat is wat wij verstaan onder overleven. Zo komt er ook een dag waarop de tragedie van het Blauwe meisje vergeten zal zijn, net als andere tragedies uit het verleden.
De Iraanse geschiedenis kent vele voorbeelden van onrecht, onderdrukking en mishandeling van vrouwen en meisjes door patriarchale machthebbers. Sommige van die vrouwen voelden na jaren van lijden, zwijgen en volhouden, de aandrang om zichzelf te vernielen.
Als je de Iraanse statistieken mag geloven, plegen jaarlijks meer dan 430 vrouwen zelfmoord. In werkelijkheid zijn het er veel meer. Alleen al in Iraans Koerdistan sterven ieder jaar meer dan 400 meisjes en vrouwen doordat zij zichzelf in de brand steken. Dat is meer dan een vrouw per dag. Zij worden vaak door de machthebbers gezien als psychoten die de regels niet kunnen accepteren. Vrouwen die hun hoofd niet kunnen buigen voor hun straf en zichzelf vroeg of laat vernielen. Vrouwen die een schande zijn voor hun nabestaanden. Een ceremonie of herdenking tijdens hun begrafenis is niet toegestaan.
De heersende macht doet alsof er geen geschreeuw te horen was en geen vlam te zien. Alsof er niemand in de brand stond. Er rest slechts een hoopje as. Maar dit hoopje is de aarde waarop de volgende generatie opgroeit. Deze daad van een ‘niemand’ is een collectief lijden. Wat in vlammen opging, was niet een uitzichtloze vrouw, maar een geschiedenis vol onmacht.
Het geschreeuw is niet het geluid van één vrouw die zich in brand steekt, het is het geluid van alle vrouwen in achtergestelde posities, in alle steden, dorpen en streken.
Het Blauwe meisje ging niet in vlammen op omdat ze veroordeeld was tot zes maanden celstaf. Zij stak zichzelf in brand om ons wakker te schudden. Om onze aandacht te vestigen op het onrecht tegen vrouwen in Iran.
Na de tragedie van haar zelfverbranding vestigde onze aandacht zich inderdaad eventjes op Iran. Toen bekend werd dat ze aan haar verwondingen was overleden, regende het wereldwijd steunbetuigingen en emotionele reacties. Voetballers, fans en vrouwenactivisten rouwden om haar. Natuurlijk waren er artiesten en topsporters die de tragedie misbruikten om de aandacht op zichzelf of hun gedachtegoed te vestigen, en politici die het simpelweg gebruikten als onderdeel van de campagne voor hun partij. Er werden zelfs blauwe armbanden en pruiken verkocht ter nagedachtenis aan het Blauwe meisje.
Aanvankelijk keurde ik al die aandacht af. Ik vreesde dat zij als sneeuw voor de zon zou verdwijnen, en dat over een paar maanden niemand meer zal weten wie het Blauwe meisje was.
Maar toen bedacht ik mij dat deze geluiden juist een vorm van verzet zijn tegen de stilte van de wereld en de Iraanse machthebbers. Een zelfverbranding werkt als een brandende lucifer in de koude nacht. Het is een vlam tegen onze vergeetachtigheid. Het is nu aan ons om aandacht te blijven vragen voor de positie van vrouwen in Iran. Zolang er ergens op de wereld onrecht tegen vrouwen heerst, houden wij de vlam brandende, om nooit te vergeten. Dat klinkt als een leuze, maar waarom niet?
Waardeer dit artikel!