De Syrische advocaat en mensenrechtenactivist Anwar al-Bunni, die zelf jarenlang gevangenzat in Syrië, speelde een belangrijke rol bij de veroordeling van Syrische oorlogsmisdadigers door een Duitse rechtbank. Hij verwacht dat er ook in Nederland rechtszaken komen tegen handlangers van dictator al-Assad.
Op 13 januari van dit jaar werd de Syrische voormalig kolonel Anwar Raslan door het regionale hooggerechtshof in het Duitse Koblenz veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Raslan was als inlichtingenofficier sinds 2008 hoofd van Filiaal 251, een afdeling van de de Syrische staatsveiligheidsdienst. Hij is schuldig bevonden aan misdrijven tegen de menselijkheid, waaronder systematisch seksueel geweld tegen gevangenen, de moord op tenminste 27 mensen en het martelen van minstens 4.000 mensen in de periode 2011-2012 in de Saydnaya gevangenis nabij Damascus. Een lager geplaatste collega van Raslan, Eyad al-Gharib, werd een jaar eerder door dezelfde rechtbank al veroordeeld tot 4,5 jaar gevangenisstraf voor het martelen van gevangengenomen demonstranten. Momenteel loopt in Frankfurt een rechtszaak tegen de Syrische arts Alaa Mousa, die verdacht wordt van het martelen van gevangenen in militaire ziekenhuizen in Homs en Damascus.
Gearresteerd door Raslan
Anwar al-Bunni speelde een belangrijke rol bij de arrestatie en veroordeling van Raslan en bij de andere rechtszaken tegen Syrische oorlogsmisdadigers. Hoewel hij met Raslan een voornaam deelt en ze beiden zijn afgestudeerd in de rechten, hadden de verschillen niet groter kunnen zijn. Terwijl al-Bunni zijn kennis van het recht gebruikt om op te komen voor onderdrukte Syriërs, arresteerde, martelde en vermoordde Raslan onschuldige burgers in opdracht van het misdadige regime van al-Assad.
In Syrië startte al-Bunni zonder toestemming van de regering het Syrian Center for Legal Studies and Research (SCLSR) waarmee hij juridische ondersteuning bood aan slachtoffers en gewetensgevangenen. Het leidde in 2006 tot zijn arrestatie, in opdracht van Raslan. Het was de eerste keer dat hun levensverhalen samenkwamen.
Toevallige ontmoeting in Berlijn
Nadat al-Bunni vijf jaar in de gevangenis had gezeten, waar hij werd gemarteld, zocht hij in 2014 als politiek vluchteling zijn toevlucht in Duitsland. Hij heropende het SCLSR in Berlijn en hervatte zijn werk met een team van collega-advocaten en mensenrechtenactivisten.
Ongeveer twee maanden na zijn aankomst in Duitsland liep hij in een Turkse winkel in Berlijn Raslan tegen het lijf, die ook asiel had aangevraagd in Duitsland. al-Bunni kon het gezicht in de Turkse winkel eerste instantie niet goed thuisbrengen. Toen een van zijn vrienden hem een paar dagen later vertelde dat Anwar Raslan in Berlijn woonde, realiseerde hij zich wie hij voor zich had gehad. Niet lang daarna deed hij aangifte tegen Raslan. Samen met de medewerkers van het SCLSR ging al-Bunni op zoek naar andere getuigen: ‘Ik had al veel contact met voormalig gedetineerden van Filiaal 251. Dit stelde ons centrum in staat om ongeveer 12 getuigen te verzamelen. Daarmee stapten we naar de Duitste officier van justitie. Nadat hij een arrestatiebevel tegen Anwar Raslan uitvaardigde, meldden zich meer getuigen.’
Het Duitse rechtssysteem biedt slachtoffers van misdrijven de mogelijkheid om als mede-aanklager (Nebenkläger) op te treden. Toch was u, als slachtoffer van Raslan, in dit proces enkel ‘getuige-deskundige’. Waarom was dat?
‘Omdat mijn arrestatie van vóór 2011 was, dus voor het begin van de oorlog in Syrië, is het volgens het Duitse recht geen oorlogsmisdaadmisdaad. Deze rechtbank behandelde alleen oorlogsmisdaden in Syrië, dus ik getuigde als expert op het gebied van de veiligheidsstructuur van het Syrische regime en Syrische wetgeving. Ik weet wat de omstandigheden waren waaronder ze vast zaten, aan welke martelingen ze werden onderworpen, hoe ze werden gearresteerd en voor lange tijd verdwenen zonder dat hun families werden geïnformeerd.’
Wat was de wettelijke basis voor de processen in Koblenz?
‘Het principe van universele geldigheid stelt elke ondertekenaar van de Verdragen van Genève, of van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, in staat de daders van deze misdaden ter verantwoording te roepen als ze zich op zijn grondgebied bevinden — ook als deze misdaden in een ander land zijn gepleegd. Duitsland heeft dit principe in 2002 aan zijn grondwet toegevoegd, vanuit de overtuiging dat straffeloosheid voor criminelen tegen de menselijkheid de internationale vreedzame orde bedreigt. In 2014 en 2015 hebben Noorwegen en Zweden dit voorbeeld gevolgd.’
Moet de beklaagde de Duitse nationaliteit hebben om in Duitsland te kunnen worden berecht?
‘Nee, helemaal niet. Noch de verdachte, noch de getuigen of slachtoffers hoeven het Duitse staatsburgerschap te hebben wanneer het misdrijf een oorlogsmisdaad is. Als de misdadiger bijvoorbeeld op bezoek is in Duitsland en er een dossier tegen hem is opgesteld, kan hij worden gearresteerd.’
Waarom werd pas tien jaar na het begin van de Syrische oorlog tot vervolging overgegaan?
‘Dat houdt verband met twee factoren. Ten eerste moesten we iemand te vinden die dit juridische pad in Duitsland of in Europa kon bewandelen. Toen ik in 2014 in Duitsland kwam ben ik op zoek gegaan naar manieren om te profiteren van de mogelijkheid tot vervolging van Syrische oorlogsmisdadigers die het Duitse rechtssysteem biedt. In 2016 konden we met de hulp van European Center for Constitutional and Human Rights beginnen met het opbouwen van het eerste dossier.
Een tweede factor was de beschikbaarheid van bewijsmateriaal. De duizenden foto’s uit het ‘Caesar dossier’ die begin 2014 naar buiten kwamen, speelden een zeer belangrijke rol in het proces. Daarnaast vluchtten in 2015 en 2016 veel Syrische slachtoffers van martelpraktijken naar Europa waardoor het makkelijker werd om getuigen te vinden. In 2017 hebben we vier dossiers ingediend bij de Duitse officier van justitie tegen verdachten in Syrië, waaronder Bashar al-Assad, Maher al-Assad en Ali Mamlouk. In 2018 hebben we met 27 aanklagers dossiers ingediend in Oostenrijk, in 2019 in Zweden, Noorwegen en Frankrijk.’
Welke bewijzen waren er nodig om deze processen te kunnen voeren?
‘Getuigenissen van slachtoffers, documenten die de verantwoordelijkheid van de criminelen aantonen, documenten die de commandostructuur bewijzen, documenten die de martelmethode bewijzen, de Caesar-foto’s waaruit bleek dat er slachtoffers waren die in het bijzonder door Filiaal 251 werden gemarteld of gedood en vele andere bewijzen die in de rechtbank werden gepresenteerd.’
Gaan we na Raslan, Eyad al-Gharib en Alaa Mousa andere Syrische oorlogsmisdadigers in de rechtbanken zien?
‘Ja, natuurlijk, en niet alleen in Koblenz. Er zijn andere zaken waar we samen met de Duitse officier van justitie aan werken, evenals met de Belgische, Nederlandse, Zweedse en Oostenrijkse officieren van justitie. Dit jaar verwachten we meerdere processen te kunnen starten in meer dan één Europees land.’
Heeft het Syrische regime gereageerd op deze processen en veroordelingen?
‘Officieel heeft zij geen reactie getoond, maar we hebben informatie dat het regime doodsbang is voor wat er gebeurt, en dat families van getuigen in Syrië bedreigingen hebben ontvangen.’
Ziet u ook een rol voor het Internationaal Strafhof in Den Haag?
‘Het probleem is dat Syrië geen lid is van het International Strafhof. In principe is het mogelijk om dossiers van Syrische misdaden te verwijzen naar het Strafhof, maar daarvoor is een resolutie nodig van de Veiligheidsraad van de VN. Rusland heeft al vier keer zijn vetorecht gebruikt om dit te voorkomen, en ook China zal dit blokkeren.’
Waarom zijn er in Nederland nog geen Syrische oorlogsmisdadigers vervolgd?
‘Ik verwacht dat er ook in Nederland rechtszaken komen. Het duurt langer dan in Duitsland omdat het het erop lijkt dat er in Nederland geen advocaten actief zijn in dit dossier. Bovendien heeft de Nederlandse politie heeft niet de ervaring van de Duitse politie in het omgaan met deze misdrijven. Duitsland heeft sinds 2002 een speciale eenheid voor internationale misdrijven waarbinnen officieren van justitie en de politie samenwerken. Nederland is hier pas kort geleden mee begonnen. Daarnaast zijn er meer Syrische vluchtelingen in Duitsland dan in Nederland, dus meer getuigen.’
De beul die u heeft gemarteld is veroordeeld en gestraft binnen een rechtssysteem waarin de mensenrechten worden gerespecteerd. Zal deze gerechtigheid uw wonden en die van andere Syriërs helen?
‘De veroordeling van deze crimineel is een begin van gerechtigheid, maar de rechtszaken zijn onderdeel van een grotere strijd. Er zal ook een vergoeding moeten komen voor de slachtoffers en nabestaanden. En echte gerechtigheid is pas bereikt wanneer dit onrecht niet kan worden herhaald en het Syrische volk in veiligheid terug kan keren naar huis.
Deze eerste veroordelingen zijn een teken van hoop voor de slachtoffers van het Syrische regime; na tien jaar van wanhoop is het gelukt om deze criminelen verantwoordelijk te houden voor hun daden. Het is ook een boodschap aan alle Syrische oorlogsmisdadigers die dachten dat ze veilig waren zolang ze de veto’s van Rusland en China in de Veiligheidsraad hadden en de Syrische wetgeving om ze te beschermen. Die boodschap luidt: Jullie zijn niet meer veilig, er is wel degelijk een mogelijkheid om jullie te bestraffen, nu of in de toekomst.’
Foto: Anwar al-Bunni (credit: Syrian Center for Legal Studies and Research)
Waardeer dit artikel!
Dit artikel lees je gratis. Vind je het artikel en onze inzet de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken door een bijdrage. Zo help je onze journalisten en RFG Magazine.