De stroom verzwakt, het lichtpuntje trilt

Dit verhaal “Lichtpuntje…” van Taleb Ibrahim is een hoofdstuk uit zijn derde boek ‘Vragen’. Alle verhalen in dit boek, net als ‘Lichtpuntje…”, geven antwoorden op moeilijke levensvragen.

Vertaling: Rehab Shaker

Ik weet dat zij alles wat ik doe meekrijgen. Ik weet ook dat die dingen op meer dan één plaats terechtkomen. Daarom houd ik mijn bewegingen onder controle en de hele tijd zit ik te glimlachen. Zo begrijpen zij dat het me niks kan schelen, hun organisatie niet, hun gevangeniscellen niet. Ik ben gestopt met lopen. Zo denken ze dat ik me niet druk maak.

Maar ik verveel me. Daarom ben ik toch weer gaan lopen. De ruimte is beperkt. Daarom dwalen mijn ogen af, naar de lichttrilling. Dat is waar ze zich met al hun kracht en intelligentie achter verbergen. Dat weet ik zeker. Wat ik me afvraag: waarom vinden ze dat zo nodig Blijkbaar is het nodig, want anders hadden ze me niet hier vastgezet, op een plaats waar niemand binnengaat, niemand komt en waaruit niemand ontsnapt. Ik sla met mijn schoen op de ijzeren deur. De gevangenbewaarder schreeuwt van ver: “Wat wil je?”

Wat ik wil weet ik zelf niet. Ik wil alleen maar met iemand praten, dan voel ik me niet zo alleen. Ik roep: “Een sigaret!” Maar ik rook niet. Hij komt dichterbij en geeft me er een. Hij steekt hem voor me aan. Hij verzekert me: “Als je me weer lastig valt en opnieuw op de deur klopt, dan laat ik je bloed spuwen.”

Ik moet langzaam verdwijnen

Een tweede keer klop ik op de deur. Ik vraag om een tabletje, want ik heb hoofdpijn.  Hij geeft er één en verzekert me dat hij me gaat vermoorden, als ik hem weer lastig val. Ik laat geen kans voorbij gaan of ik klop op de deur. Hij gaat gewoon door met het bedreigen en kwaad zijn. Het lichtpuntje trilt en vervult deze plek met onrust en afwachting. Als ik ze niet vrees, waarom denk ik dan toch aan hun cameralens? Als ik niets doe, waarom maak ik me dan toch zorgen over het licht dat die afgeeft? Als ik mezelf geen proefkonijn vind, waarom ben ik dan toch  bang van die voortdurende trilling?

Zodra ze het lichtpuntje inschakelen zetten ze mijn gedachten aan. Met zijn trilling trilt mijn lichaam mee. Het schittert hoog op de muur, terwijl ik beneden zit te branden tussen de schemerende hoeken . In mijn slapeloosheid bedenk ik wat het kan zijn. Misschien is het geen observatielens. Maar wat is het dan? Mijn fantasie schept een helse gedachte: ik ben belangrijk en ik moet langzaam, in stilte verdwijnen, geruisloos. Daarom ben ik hier neergezet, terwijl de doodsklok tikt . Ik spring op. Het is hem. Het is hem. Eén, twee, drie. Een tijdbom. Eén. Twee. Bom. Eén. Twee. Drie. Ik ga dood. 134. Eén.

Het tellen begint. Twee en het stopt. Drie en ik ben er geweest. Ik schreeuw: “Eén, twee, drie. Ontplof klootzakken,  lafaards, verraders.”

Is doodgaan beter dan telkens opnieuw sterven?

De bewaarder opent de deur. Hij werpt zich op me met zijn vuisten en voeten. Hij vouwt me uitgeput en gebroken op in een hoek van mijn cel. Ik begrijp het en probeer het hem uit te leggen. Maar mijn stem verdwaalt en verdwijnt in het heftige trillen.

Ik zal hem van zijn plaats halen. Ik zal hem demonteren. Als de bewaarder de deur opent, ga ik erop klimmen. Ik wil geen eten, ik eet het niet. Ik wil ook het drinken niet dat ze me via die lichtdraad toedienen. Ik wacht angstig op het ontploffen van de trillende vulkaan. Dat kan elk moment plaatsvinden. Ik denk dat ik doodga. Doodgaan. Doodgaan. Is dat niet beter dan het telkens opnieuw sterven, onder de druk van dat pijnlijke, verbazingwekkende lichtpuntje?

De zon is in mijn graf

Ik hoor het gekletter van de emmers en weet dat het eten eraan komt. Ik bereid mezelf voor en ga staan, om die tikkende schreeuw van de dood uit te dagen. Het is de trilling van mijn verstikking en onrust. De bewaarder opent mijn deur en gaat verder met het openen van andere deuren. Ik sta op. Ik houd me vast aan de stevige randen en beklim de deur. Een geluid van pijn en vermoeidheid . Ik ga op de bovenrand staan en probeer met mijn vingers het lichtpuntje weg te halen. Het tekent zich boven mijn vingers af. Ik veeg het met mijn vlakke hand weg, maar die kleurt bloedrood . Ik kom met mijn handen dichterbij en het lichtpuntje doet hetzelfde. Ik haal mijn handen weg en het verwijdert zich meteen.

O God, het is de zon. De zon is in mijn graf. De zon is in mijn graf. Ik lach en lach. De gevangenbewaarder komt op het geluid van mijn waanzin af . Hij is verrast als hij mij bovenop de deur ziet zitten. Hij schudt hem en ik val. Hij schopt me, slaat me met de sleutelbos en vraagt me wat ik daar boven op de deur doe. Ik verberg mijn gezicht met mijn handen en ik lach. Ik tril en vraag me af hoe die tedere zon wist waar ik zat. Ik wijs ernaar tussen het slaan door. Ik wijs naar haar, zodat hij kan begrijpen wat me zo verbaast; wat me zo doet lachen én me in de hoek van de waanzin werpt.

De oorspronkelijke titel van dit stuk is ‘Buqʽah ḥârrah’ en verscheen in de verhalenbundel ‘Vragen’, gepubliceerd door uitgeverij Dâr Ḥawrân uit Damascus.
Beeld: Pexels

Taleb Ibrahim is journalist and radiomaker at RNW Media. He is a coordinator for all Syrian affairs on hunasotak.com website and for Syrian partners and stakeholders in the region. Taleb is also a manager 'Ma3akom satellite channel'. He wrote four books: "Refugee - From Arbel to Amsterdam" (novel), "Ray of sunshine" (stories), "Quistions" (stories) and ''Contaminate words'' (poetry).