De omaboom

Redacteur Thaer Alsahli beschrijft in dit gedicht hoe een oude boom in zijn woonplaats Leiden hem meeneemt naar de herinnering aan zijn grootmoeder.

Ik integreer met de boom,
die staat in het daglicht,
in het midden van mijn horizon.
Zo nu en dan klagen we,
over de koude warmte,
van de noorderzon.

Ik spreek geen boomtaal,
en zij spreekt mijn taal niet,
maar tussen ons zijn er geheimen.

Als je goed kijk,
dan ken je haar bewoners;
De ene vogel na de andere…

Ze kent mijn zwakheden,
mijn nachtdromen.
Ook elke herinnering
en elk gezicht,
en alles wat in mij is.
Ik kijk naar haar,
en alles in haar bloeit.

Haar verkleuringen zijn merkbaar,
oranje en lichtgeel.
Zo glanst ze in het ijs van eenheid.
Precies wanneer de nesten
zijn geleegd.

Wanneer de merel terugkeert
en takken verzamelt,
draagt ze een grasgroene jurk,
terwijl de vogel haar top bewaakt.

De cipres, dit groene huis,
Die onbekende boom begrijpt
mijn ups en downs niet,
als ik er sta,
en naar haar kijk.

Ze begrijpt me niet, denk ik.
Maar ik hoop dat ze weet
dat ik haar respecteer
als mijn grootmoeder.

Ik mis haar groene ogen…

Beeld: Emma Ringelding

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Majalla.nl, een online magazine waar schrijvers en journalisten met een vluchtverleden begeleid werden bij het publiceren van artikelen in het Nederlands.