Voor de vluchtelingen die in Turkije leven, is de tragedie die zich nu voltrekt nauwelijks te verdragen. De Syrische vluchtelingen die Turkije in een houdgreep houdt om de wereld te chanteren, leven in een helse wereld. Een hel die zich openbaarde toen Turkije verklaarde dat zij de grenzen zou openen, waarna een vluchtelingenstroom van tienduizenden ontheemden op gang kwam. Terwijl deze vluchtelingen aan de ene kant van de grens nog altijd hopen dat Turkije hen alsnog een handreiking doet, staan ze aan de andere kant van de grens bloot aan aanvallen door de Griekse politie. De wereld kijkt met de handen geboeid, zonder schaamte, naar deze angstwekkende film.
Besmettelijke ziekte
Terwijl deze tragedie volop in de belangstelling staat, vertelt een Syrische vrouw mij over het leven dat zij in Turkije leidt. Ze is nog jong. Ik kan weinig informatie over haar geven, want ze kan in gevaar komen vanwege de dingen die ze vertelt.
De jonge vrouw studeert aan een universiteit in Turkije en vertelt over haar ervaringen. “Ik heb in Turkije nog geen enkele vriendschap kunnen sluiten. Ik begrijp niet waarom. Als ik naar college ga, komt niemand bij mij in de buurt zitten. De hele rij met stoelen blijft leeg. Als de klas vol is en ik naast één van mijn studiegenoten ga zitten, staan ze meteen op. Het voelt alsof ik een besmettelijke ziekte heb”, vertelt ze.
De docenten maken zich ook schuldig aan racisme, vertelt ze. “Niet alleen studenten, ook de docenten discrimineren ons. Ik kan je een voorbeeld geven. In de klas stelde onze docent aan alle studenten een vraag, maar niemand wist het antwoord. Pas later stelde hij dezelfde vraag aan buitenlandse studenten. Hij zei tegen één van mijn vrienden: ‘Jullie zijn allemaal lui, als jullie hier niet willen studeren, donder dan maar op en ga terug naar je eigen land’. Niemand in de klas wist het antwoord op zijn vraag, maar alleen wij werden erop aangekeken.”
Racisme
Ze vervolgt haar verhaal. “Laat ik je vertellen over iets wat ik maar niet kan vergeten. Toen ik op een dag met mijn moeder over de markt liep, kwam een vrouw op haar af. ‘Vieze Syriër’, siste ze haar toe en ze spuugde mijn moeder in het gezicht. Hoewel er sindsdien twee jaar voorbij zijn gegaan, kan ik deze gebeurtenis maar niet uit mijn hoofd zetten. Alsof het heel normaal was, toonde niemand een reactie. Ik kende toen nog geen Turks en kon helemaal niets zeggen.”
De studente benadrukt dat racisme in Turkije eigenlijk overal voelbaar is. “Wij komen alleen in het nieuws als één van ons iets slechts heeft gedaan. Verder maakt niemand zich echt druk over wat wij meemaken. Vorig jaar is in de stad Gaziantep een Syrisch meisje om het leven gebracht. Er is vrijwel niet over geschreven en ook de identiteit van de daders is nooit bekendgemaakt. Als het tegenovergestelde gebeurt, staat het met grote koppen in de krant. Als een Syriër iets steelt of iemand vermoordt, wordt dit in de media breed uitgemeten. Maar als wij het slachtoffer worden van een misdrijf, maakt niemand zich hier druk over.”
Atatürk
De jonge vrouw deelt een andere nare ervaring met mij: “De meester van mijn broertje toont helemaal geen belangstelling voor hem. Ook kinderen kunnen gemeen zijn. Zij zeggen voortdurend tegen mijn broertje ‘Je bent een Syriër, je bent dom, je kan niet eens lezen en schrijven’. Terwijl hij juist heel ijverig is. Ze verwachten van hem dat hij perfect is, terwijl hij nog maar zeven jaar is. Mijn broertje is in Turkije opgegroeid. Daarom houdt hij veel van Atatürk. Op een dag zei een klasgenootje tegen hem: ‘Als Atatürk nog zou leven, zou hij alle Syriërs het land uitzetten’. Mijn broertje gaf geen antwoord. Want hij wist niet wat hij hierop moest zeggen. Toen hij thuis kwam, zei hij huilend: ‘Atatürk houdt ook niet van ons.’ Ik was hier erg verdrietig over. Kinderen maken hele nare dingen mee. De enige die mij kracht geeft, is mijn broertje. Want als ik niet sterk ben, wie zorgt er dan voor hem? Mijn moeder spreekt niet zo goed Turks.”
Erg moe
De jonge Syrische vrouw zegt dat Turkije misbruik maakt van de vluchtelingen en niets doet om racisme tegen te gaan, “Ik voel me hier geen mens, maar een nummer. Syriërs worden hier niet als mensen beschouwd. Het lijkt erop dat de wereld het wel goed vindt zo. Maar wij hebben de oorlog niet veroorzaakt. Zij hebben de sleutel tot de oplossing in handen. Zij moeten zorgen dat de oorlog tot een einde komt. De mensen in Turkije zijn erg moe. Wij zijn erg moe”, zegt ze huilend.
Vertaling: Anneke Dam
Beeld: Tuncay (via Flickr Commons)